Met Pieter “Pidah” Kloos achter de knoppen weet je dat het goed zit in de hardere genres. Hij moet wel de bekendste mastering engineer van Nederland zijn. Met hulp van Kloos zet Monomyth een droog, maar hard geluid neer, passend bij de woestijnzand-associaties van het stonergenre én de mysterieuze Jules Verne-achtige machine op de hoes. Songtitels als “Huygens” (Christiaan, gok ik zo) en “The Groom Lake Engine” markeren de koers van de verder volkomen woordloze rockplaat. Monomyth doet niet aan kortebaanwerk, de vijf nummers klokken gezamenlijk bijna een uur. Stuk voor stuk traag voortschrijdende stukken, die hun spanning niet aan aan post-rock-crescendo’s ontlenen. Het is de hypnose van de herhaling. Die tikken komen aan als je maar lang genoeg doormept. Cruciaal voor het bandgeluid zijn de orgelaccenten van Peter van de Meer. Als de plaat in het midden ietwat monomaan dreigt te worden geeft zijn gotische bombast “Loch Ness” een meerwaarde. Op dat moment begon ik wel te snakken naar een freaky solo, soms lijkt geen van de bandleden in de spotlights te willen verschijnen. Ik had wel wat meer psychedelisch prikkeldraad à la Ya Ho Wha 13 willen horen. Nu moet ik het doen met de overstuurde baslijn die de krautige slottrack in gang trekt. Al is die ook niet verkeerd.
mij=Burning World
4 reacties