Na Room For A Pony uit 2011 veranderde er een hoop voor Gods Monkey. Bassist Wannes Coolen vertrok, werd opgevolgd door Ronald Herregraven (ex-7Zuma7) die redelijk plots overleed aan kanker. Marc Lemmen (ex-Miners Of Muzo) volgde hem op. De vraag is in hoeverre deze tragiek van invloed is geweest op het geluid van Gods Monkey. Ik geloof oprecht dat de band er berustender op is geworden. Op deze plaat ontbreekt de overaanwezige bewijsdrang om als bandje toch echt een groots rockgeluid neer te zetten. Laat dat maar aan de optredens over. Het vertrekpunt is bluesrock en jaren zeventig hardrock. Natuurlijk komen invloeden van Alice In Chains, Soundgarden, Tool en QOTSA nog voorbij. Zoveel is duidelijk. Ik heb het vermoeden dat Gods Monkey zich veel meer heeft toegelegd op hechte songstructuren waarin elk instrument, elk zanglijntje en elke solo werkelijk past in toon en tempo. Dan hoef je niet gelijk het gaspedaal in te trappen. In een minder tempo kunnen bands als ZZ Top en Thin Lizzy enorm heftig zijn. Omdat het melodietjes uit het hart zijn die juist beklijven. Gods Monkey is dus volop in ontwikkeling. De verhaallijn begint unieke karaktereigenschappen te vertonen. En dat hoor je het beste terug in songs als “Promise” en “Slow Hunch”. Het kwartet bewijst dat het met deze plaat de essentie van een man als Chris Goss snapt. Songs bestaan uit tekst en muzikale of instrumentale uitleg. Elke gierende gitaarsolo die het randje aantikt onderstreept de gewikt en gewogen maar met pathos gedragen woorden van zanger Stephan. En nog steeds vind ik dat deze zanger met het pallet van Chris Cornell zijn vocalen slechts voor 80% benut. Dat heeft zo zijn voordeel; Gods Monkey heeft nog volop rek om beter, heter en intenser te worden dan het nu al is. Eerst maar eens alle tragiek van de afgelopen tijd langzaam verwerken en dan zien we wel weer verder.
mij=Eigen beheer
4 reacties