Het regent nog lichtjes als we ons richting het Hellendoornse begeven voor de twintigste editie van Dauwpop. Een festival in de middle of nowhere, met grote Nederlandse namen en veel buitenlands talent. En dat aangevuld met regionale toppers. De tent wordt opgezet op een allerschattigst festivalcampinkje dat vooral laat zien dat Dauwpop zich richt op een regionaal publiek. Alles is te belopen en lekker overzichtelijk bij elkaar. Midden in de bossen, weg van alles dus ook amper mobiele verbinding. Maar we kwamen om bandjes te kijken en niet naar de telefoon te turen. En het terrein is zo overzichtelijk dat je elkaar toch weer terug vindt. Zo zouden meer festival moeten zijn.
We openen met Jett Rebel. Jett Rebel heeft Jett Rebel omdat Jelte Tuinstra niet rock’n roll is, natuurlijk. En sowieso niet internationaal genoeg. Jelte droomt groot en laat dat blijken in zijn podiumpresentatie. Maar die is nog niet helemaal internationaal. Het gevoel voor show is er, maar het komt er nog niet helemaal uit. Het lijkt Jett Rebel nog aan ruimte op het podium te ontberen. Maar dat is iets dat veel spelen op kan oplossen en aangezien Jett Rebel voorlopig nog overal te zien is, komt dat wel goed. Het is in ieder geval een goede bandom in de festivalstemming te komen.
Cloud Nothings doen wat minder aan podiumpresentatie. Met zijn drieën het podium op en gaan! Ze tellen nog net niet af, maar bij tijd en wijle krijgen we er wel Ramones-associaties bij. Alleen is hun lo-fi indierock een ietwat complexer, waardoor je zo af en toe bij het dansen op het verkeerde been gezet wordt. Al gaat het dansen vanzelf, want zo vroeg op de dag deint de houten vloer van KingKing al vrolijk mee. Er sneuvelt het een en ander aan instrumentarium en de band is zelf verbaasd dat de drummer niet explodeert, maar Spinal Tap is het allerminst! Bij Taymir moet het allemaal nog een beetje op gang komen. Net zoals Jett Rebel letten ze goed op de show en aankleding, maar hier komt het nog helemaal niet van de grond. De invloeden van The Kinks liggen er net iets te dik boven op.
Bij binnenkomst in de KingKing voor het Deense Go Go Berlin is het ook al meteen duidelijk wat we gaan horen. Goudeerlijke hardrock uit de eind jaren zeventig, begin jaren tachtig. Tuurlijk, dat is al zo vaak gedaan, maar zelden met zoveel enthousiasme. Ze worden een van de beste Deense live-acts genoemd en dat bewijzen ze. De KingKing staat ramvol en swingt mee.
En dan Young The Giant. Ieder festival heeft eigenlijk een Young The Giant nodig. De echte arenarockers als een Muse of een Coldplay zijn te duur, maar Young The Giant denkt ook zo groot. Nummers waar je geen buil aan kunt vallen, de meeklapmomentjes en allemaal even meezingen met het hitje (Apartment). Geen seconde verveeld bij Young The Giant, maar volstrekt inwisselbaar voor iedere band die haar muziek per strekkende meter uitrolt.
Volstrekt niet inwisselbaar is Seasick Steve. De man heeft in de herfst van zijn leven het succes gevonden en geniet er met volle teugen van. Hij heeft lol op het podium en straalt dat uit, Vriendelijk als altijd en uitgebreid uitleggend over de wonderlijke collectie zelfgebouwde gitaren. Samen met Dan Magnusson trekt hij de wereld over en het lijkt me een puike manier om zo oud te worden. Drummer Dan improviseert ook raak en zo blijkt een harde bezem een puik percussie-instrument.
Er is een danskuil op het festivalterrein en daar is publiek, maar die lijken het niet te interesseren wie er staat. Kraantje Pappie probeert de boel nog in beweging te krijgen, maar dat is een kansloze zaak. The Wombats lukt dat al een stuk beter. Maarja, hun opzwepende stadionpop is er ook voor gemaakt. Een zekerheidje voor ieder festival, is deze band.
Mocht van degelijke Amerikaanse indierock houden, dan is together PANGEA een zekerheidje op uw festival. Een gedreven bandje, dat in tegenstelling tot Cloud Nothings wel aan een beetje presentatie. Al babbelend maken ze het gezellig tussen de nummers door en tijdens het laatste nummer verdwijnt de band van het podium, terwijl het helemaal gevuld is met publiek. Het kan allemaal in de gekte van deze Amerikanen , die ondertussen ook nog een puik potje herrie maken. Dit is voor ondergetekende zondermeer het opvallendste optreden van het festival en wellicht ook het beste.
Regiorockers Bökkers halen hun mosterd net iets teveel bij Normaal vandaan, ze spelen er ook covers van en Triggerfinger draait een uitest geroutineerd optreden af, waarbij we het gevoel kregen dat het wel heel erg op de automatische piloot was. De niveau bleef desalniettemin bovengemiddeld hoog bij deze Belgen. Nooit op de automatische piloot speelt de Gronings / Finse combinatie Town of Saints. Altijd in de hoogste versnelling en altijd een feestje met de folkrock van deze band. The Waterboys gluren om een hoekje en zagen dat het goed was. Ook hier mag het publiek uiteindelijk het podium op. Dit is toch wel een van de charmes van een wat kleiner opgezet festival als Dauwpop. Wellicht komt het ook door de rustgevende bossen om ons heen, maar er zijn geen incidenten te bespeuren en geen wanklank te horen.
Tijdens een laatste ronde over het terrein valt op dat de pretfolk zo af en toe best gedateerd klinkt. De heren zijn zichtbaar ouder geworden, net zoals het publiek. Al diegenen die er bij stonden, die hebben Fratsen in hun hoogtijdagen ook gezien. Maar “Drinkebroer” blijft een klassieker, dus als die geweest is, dan rennen we nog snel even naar Jack Parow, die de KingKing in vuur en vlam zet. De tour met Van Coke Kartel, vorig jaar, heeft blijkbaar inspirerend gewerkt, want Parow staat hier met een rockband en dat komt het feest ten goede. Natuurlijk, voor de diepgang hoeven niet naar Parow, maar een Zuid Afrikaanse rapper is weer eens wat anders. En we zoeken nu wel dansend onze allerschattigste camping op. Zo’n feestje in de bossen, dat is eigenlijk wel een uitstekend idee!
Dit is wel erg korte napret meneer Gr.R. Blijkbaar mist er een linkje naar het lange verhaal, want bij het toevoegen van commentaar is alles wel opeens zichtbaar in tegenstelling tot de mainpage