Bas van Nienes woont tegenwoordig in het slaperige Ridderkerk met zijn vrouw en kinderen. Zijn bandjesverleden bracht hem ooit over de hele wereld… Van Amerika tot aan Japan. Ergens in een vorig decennium ontplooide Van Nienes zich als ene helft van electropopduo Anderson, en als zanger van emocoreband The Spirit That Guides Us. Tegenwoordig haalt hij onder alter ego Mensenkinderen inspiratie uit zijn jeugd in een marching band, bestaande Nederlandstalige naslagwerken en zijn eigen gezinsleven. Mensenkinderen betekent voor Van Nienes een veilig muzikaal onderkomen.
Het onlangs verschenen Het Lied van Schijn en Wezen is een schitterend persoonlijk document geworden. De inspiratie komt van ver: de ervaringen hopen zich door de jaren heen op, gepaard met nieuwe kennis en wijsheden. Hoewel de zoektocht naar erkenning en roem allang is vervlogen, roept het creatieve spil (gelukkig) nog steeds. “Ik heb me nooit druk gemaakt om geld, eten of kleren”, meent Van Nienes. “Uiteindelijk is maken wat ik wil maken mijn uitgangspunt, liever arm blijven en iets afleveren waar ik oprecht achter sta.”
We ontmoeten elkaar op een warme zomerdag in juli. Op het terras van Rotown om precies te zijn, in hartje Rotterdam. Hier vertelt Van Nienes onomwonden over wat hem nu beweegt en inspireert. De charismatische 31-jarige muzikant staat vandaag de dag in ieder geval optimistisch in het leven: “Op een of andere manier komt het altijd goed. Ik ben naast muzikant drie dagen per week huisvader. Het is allemaal goed te combineren. Mijn beloning is gewoon dat ik mooie liedjes kan schrijven, of met jou op het terras een biertje kan drinken. Ook dat beschouw ik als beloning. Ik kan volgende maand dan misschien een baan krijgen en zesduizend euro op mijn rekening hebben, maar om van acht tot acht achter het glas te zitten…Dat zou mij geen gelukkig mens maken.”
mij=Interview: Jasper Foto: Eljee Bergwerff
Woon je je hele leven in Ridderkerk?
‘Nee, ik ben geboren in Amsterdam en ik heb tien jaar in Dordrecht gewoond. Toen kreeg mijn vrouw een baan als verloskundige in Rotterdam IJsselmonde. Ik verkaste naar Rotterdam omdat zij in dit gebied werkte. Uiteindelijk hebben we in Ridderkerk een huisje gevonden.’
Woon je graag een beetje afgelegen van de stad, omarm je dat pastorale, “het land van”…?
‘Het bevalt mij op zich prima. Ik hang graag tussen de drukte van de stad en de rust van de bossen en strand. Het is een soort haat-liefde verhouding. Ik was vorige week in Barcelona, dat is super fijn. Ik denk dat door de muziek die ik nu maak dat imago wat meer doordringt, meer dan dat ik daadwerkelijk zo ben.’
Je muziek is in zekere zin een soort uitvergroting van jezelf, toch?
‘Ja hé? Je hoort de persoon in kwestie, maar bepaalde dingen zijn gewoon fictie.’
De albumtitel, Het Lied van Schijn en Wezen, zegt het al…
‘…ja, dat is een beetje de strekking. Uiteindelijk begint het bij met een idee gebaseerd op de werkelijkheid. Een situatie die ik meemaak. Uit dat soort dingen put je in eerste instantie, en gaandeweg voeg je elementen toe die het verhaal mooier maken. Dat is het mooie aan het schrijven van liedjes, dat je alle kanten op kunt gaan. Je kan dingen dichtbij jezelf houden, of je juist inleven in een andere persoon. Vanuit zijn of haar levensbeschouwing of omgeving. Ik balanceer daar zelf altijd een beetje tussen. Het persoonlijke of in de huid kruipen van iemand anders, om zijn verhaal te vertellen. Dat is mijn zoektocht, wat dat betreft.’
Het liedje “Alles Nog Op Video” is ontzettend aangrijpend, hoe je tussen het verleden en het heden ‘zapt’ als het ware. De zin “Morgen ben je groter dan ik”, vond ik mooi omdat je twee herinneringen echt letterlijk op elkaar legt.
‘Je hebt altijd een set herinneringen die je associeert met elkaar. Wanneer je door een fotoalbum bladert zie je foto’s van dertig jaar geleden, maar ook foto’s van gister. Ik vind het leuk om met die plaatjes te spelen. Op “Alles Nog Op Video” speel ik in op die vader-zoon band. Die herinneringen aan het strand, waarin je als kind langs de zee rent…ik heb zelf soortgelijke herinneringen aan het strand. Aan Texel, vakanties met mijn ouders naar Frankrijk. Die strandvakanties blijven altijd nostalgische herinneringen.’
Ik interpreteerde die zin juist als het gegeven dat jouw zoon langer wordt dan jij op dezelfde leeftijd. Het mooie is dat de sprongen in de tijd helemaal niet zo duidelijk naar voren komen. Het kan ook over een persoon gaan, bij wijze van spreken.
‘Dat is een mooie interpretatie. Als ik met muziek bezig ben, of teksten schrijf, dat wordt het als het ware een grote momentopname. Niet per se beschrijven hoe het vroeger precies was, maar een een breder tijdsvlak vastleggen. Springen tussen het verleden en het heden is iets natuurlijks, zo gaan je gedachten ook vaak op en neer. Ik zit nu met jou te praten, maar mijn gedachten kunnen opeens afdwalen naar dat moment op het strand. Terwijl je eigenlijk hier op het terras van Rotown zit. Het is afhankelijk van hoe interessant dit interview wordt.’ (lacht)
(lacht) Ik vind het moeilijk om iemand te verbieden naar het strand te gaan, met dit weer…
‘Zal ik dan gewoon hier blijven dan…?’
Heel fijn (pakt een kopie van Het Lied van Schijn en Wezen erbij). Ik heb het artwork namelijk goed bekeken. De foto’s van jullie in fanfarekorps-uniforms, maar ook de contouren van foto’s die erachter schuilen.
‘Ik wilde het contrast laten zien tussen het ‘schijn’ en ‘wezen’. ‘Wezen’ is als het ware het moment dat je met mensen omgaat, dat je geniet van dingen (zoals het strand, red.). ‘Schijn’ spookt daar weer omheen. Je kunt je bepaalde dingen heel sterk inbeelden, zodanig dat het bijna realiteit wordt. Die schimmen in het artwork zijn allemaal oude familiefoto’s. (wijst een foto aan) Deze is van mijn oma bijvoorbeeld. Op deze manier komt haar generatie terug in het artwork en in de muziek. Heel veel liedjes gaan ook over oudere generaties… Generaties van rond de oorlog. Het is een periode die mij altijd enorm heeft geboeid. Ik vind dat mooi om in het visuele te verwerken.’
Je vorige album Het Land Dat Ooit Vol Eerbied Zong focust ook op een verlangen, bepaalde vervlogen normen en waarden uit een vorige generatie waarborgen.
‘Ik hou heel erg van geschiedenis, de oude Nederlandse taal. Ik lees ook veel oude gedichten en boeken. In kringloopwinkels zoek ik altijd naar die dingen. Wat dat betreft denk ik soms weleens dat ik best in die tijd geboren had willen zijn. Om te voelen hoe het is in een tijd zonder mobiele telefoons, zonder internet. Communicatie werkt op een hele andere manier. Ik ben nu 31 jaar en heb dus dingen meegekregen uit mijn gesprekken met mijn opa. Voor mijn zoontje zal het moeilijker worden associatie te vinden met die Tweede Wereldoorlog-generatie, om die verhalen te horen. Internet is voor mij nog steeds niet zozeer iets vanzelfsprekends. Ik weet nog de tijd van de inbeltoon. Dat kun je je nu niet meer voorstellen…’
Je beseft als kind destijds ook niet dat het privatiseren van het internet een globale revolutie zou opleveren. Als kind denk je eerder, “ha, leuk speeltje”.
‘Ja, ik ben blij dat ik die oude waarden nog heb meegekregen. Mensenkinderen is daar een soort verlengde van – of een soort eerbetoon aan – de vorige generatie. Met mijn opa heb ik een sterke band gehad. Op een of andere manier blijft dat terugkomen in de liedjes. Ook de eenzaamheid die gepaard gaat met ouderdom, het isolement waar ze vaak in terecht komen. Jij en ik gaan wel met onze tijd mee, maar iemand van tachtig kan zich stukken moeilijker aanpassen.’
Zie je zelf af en toe een dilemma bij het opvoeden van je eigen zoons? Oude waarden bijbrengen versus het behoeden voor de toekomst.
‘Ik vind het vooral belangrijk veel tijd met mijn kinderen door te brengen. Nu hebben we nog écht tijd voor elkaar. Om dingen te laten vallen, om vrijwilligerswerk te doen. Of mensen op te zoeken die niet goed meekunnen met onze maatschappij. Ik hoop dat mijn zoons dat in ieder geval meekrijgen… Dat ik iemand ben die de bewuste keuze maakt samen met hen leuke dingen te doen. Ik wil hen zien opgroeien, liever dan dat ik alleen maar richt op werk of sociale verplichtingen. Ik wil ze meegeven wie ik als vader ben, eerder dat dan wat ik daadwerkelijk doe. Het is niet per se zo dat ik mijn normen en waarden en eigen ideeën wil opleggen. Dat gaat vrij automatisch. Ik groeide zelf ook op in een gezin waar dat vanzelfsprekend was.’
Je had het net over je voorliefde voor oude Nederlandse taal, het verzamelen van oude bundels en gedichten. De tekst van “Lente” is geschreven in oud-Nederlands. Komt het liedje van jouw pen of is het afgeleid van iets?
‘Het is afkomstig van Petrus Augustus de Génestet. Hij was een heel interessant figuur. Hij is 31 geworden en in 1861 overleden. Zijn vrouw overleed vijf jaar eerder. Ik ben een beetje in de geschiedenis gedoken van zijn leven… Hij heeft echt honderden gedichten geschreven. Ik herken mezelf in hem, terwijl hij twee eeuwen geleden leefde. Toch voel ik zekere raakvlakken met hem. Als een soort eerbetoon aan zijn leven speelde ik met het idee zijn tekst te pakken en daar een nieuw lied van te maken. Ik koos voor “Lente” omdat hij altijd de term ‘voorjaarsgedicht’ hanteerde… Die teksten van hem zijn zo prachtig! Hij was naast dichter ook theoloog en predikant. Misschien dat ik daar ook iets van mezelf herken. Ik houd ook van de bijbel, ik kan me daar heel erg vinden. Maar tegelijkertijd ook in kunst en teksten… Die combinatie van interesses had hij ook. Wat me bij hem ook boeide is… Hij had een héél triest leven, want hij verloor zijn ouders al op jonge leeftijd. Toen groeide hij met een oom op, al weet ik het niet meer precies. Hij verloor ook nog een vrouw en kind. Wat ik merkwaardig vond was dat hij zo jong stierf maar ondertussen zoveel heeft gemaakt. Dat zet mij ook aan om veel te produceren, om creatief bezig te blijven. Zo iemand triggert dat heel erg bij jezelf. Je bedenkt wie hij als persoon precies was, hoe hij omging met zoveel tragedie. Wat doet dat met zo iemand? Terug in de geschiedenis gaan geeft mij veel inspiratie.’
Je hebt een keer gezegd dat je bij de fanfarekorps muziek hebt leren ontdekken en spelen. Hoe is dat ontstaan? Is dat iets wat je overgenomen hebt van een vorige generatie?
‘Het was best grappig, ik was toen vrij jong, twaalf of dertien jaar oud? Ik mocht saxofoonlessen volgen bij de fanfare – het was meer een marching band dan een fanfarekorps eigenlijk – voor ongeveer tien gulden per maand. Ik kreeg elke week les. Het was goedkoop… En vooral hartstikke leuk! Ik heb het idee nog steeds een beetje, dat het een hele goede setting was waarin ik mezelf kon ontplooien als muzikant. Ik had het daar enorm naar mijn zin. Toentertijd speelde ik een paar jaar met mijn beste vriend in de band, daar is mijn liefde voor muziek ook ontstaan. Het dorpse, het kitscherige zit ook altijd in. Het is bepaald niet hip. Dat siert mij ook wel, ik houd wel een beetje van dat uniforme, in een strak pak heel geregisseerde muziek maken. Het theatrale eraan vind ik heel mooi. Bij Mensenkinderen werkt die uitstraling ook heel goed. Het geeft je een zekere bewegingsvrijheid om ook verhalen over anderen te vertellen. Niet alleen mijn eigen verhalen, maar ook wat ik van anderen binnenkrijg. Het is logisch om dat rollenpatroon uit te splitsen in een fanfare.’
Ligt er nog een diepere sociale betekenis onder, een soort van esoterie of broederschap?
‘Ik heb wel documentaires gekeken over fanfares in zo’n dorp, vaak zijn het vrienden zijn die met elkaar optrekken en met elkaar naar de kroeg gaan. Voor speciale gelegenheden als Koningsdag trekken ze de instrumenten uit de kast om met elkaar muziek maken. Zo’n fanfare is een symbool van vriendschap. Zo zie ik Mensenkinderen ook. De mensen waar ik op het podium mee speel, dat zijn allemaal hechte vrienden van elkaar. Muziek maken is een onderdeel van het leven samen delen.’
Fanfaremuziek is oorspronkelijk ook geen muziek met podium, maar muziek die fungeert als vast ritueel van de dag.
‘Daar raak je een snaar, dat is precies iets wat ik met Mensenkinderen wil bereiken. We doen bijvoorbeeld veel huiskamerconcerten, dan deel de ruimte met je publiek. Het is niet die bühne waar wij ons verhaal vertellen, maar is het onderdeel van de situatie. Wat dat betreft heb ik best een haat-liefde verhouding met optreden vanaf de podia.’
Hoe vertaalt dat zich uiteindelijk? Ik bedoel, je begint op je twaalfde. Hoelang heb je in die marching band-setting gespeeld tot je de transitie maakte naar meer doorsnee bands?
‘Vier, vijf jaar, tot mijn zestiende ongeveer. Toen ben ik echt in bandjes gaan spelen. De fanfare was toen natuurlijk niet meer cool. Ik leerde elektrische gitaar, zo verslijt je vier, vijf bandjes door de jaren heen…’
Even terug…wat trok je destijds weer aan bij dat aspect van muziek, meer in rockbands spelen?
‘Op de middelbare school ontmoet je nieuwe mensen en je gaat daardoor andere muziek luisteren. Ik luisterde veel grunge, in die tijd waren Pearl Jam en Nirvana de grootste bands. Toen heb ik de saxofoon aan de wilgen gehangen. Dat paste niet meer in wat ik toen voor ogen had. Maar uiteindelijk haal ik de saxofoon weer uit de wilgen. Nu ik ouder ben luister ik weer heel weinig bandjesmuziek. Veel klassiek en jazz, weet je wel? Ik liep zojuist een platenzaak binnen en iemand vertelde mij dat ik de nieuwe Beck moest aanschaffen. Blind gekocht. Het is raar om na zo lange tijd weer iets van popmuziek te hebben gekocht en geluisterd.’
The Spirit That Guides Us is een band waarin je een bepaalde mate van succes had.
‘Mijn loopbaan begon bij Anderson, samen met Jeroen van de Werken. We maakten elektronische pop, beetje in de singer-songwriter hoek. Toen is het een beetje gaan rollen. We hebben door Amerika getoerd en vervolgens ook door Japan. In 2009 hebben we een complete wereldtournee gedaan. In diezelfde periode zat ik ook in The Spirit That Guides Us, dat waren meer korte tournees. Die band had weer een hele andere dynamiek. Het toffe aan The Spirit was dat de muziek vooral voortkwam uit een bepaalde energie. Het live spelen, de agressie en frustratie kon je heel erg goed kwijt in die band. De laatste plaat die ik met de Spirit maakte ging puur over heftige thema’s. Die frustratie kan ik niet echt kwijt in Mensenkinderen.’
Schrok je daar zelf van, van die woede?
‘Nee, ik maak me heel erg kwaad om onrecht. Ik kan erg geraakt worden door bepaalde verhalen. Wat er nu gebeurt in Brazilië tijdens het WK bijvoorbeeld. Dat kinderen gewoon op straat afgeschoten worden. En wij intussen allemaal gewoon leuk voetbal kijken. Op zich kan ik mensen daar niet op veroordelen, maar realiseren we weleens wat voor onrecht er anderen wordt aangedaan, zodat wij dat kunnen doen? Je kunt er als slechts een persoon weinig tegen doen, dat is vaak het gekke. Die frustratie, die onmacht, dat zet mij aan om erover te schrijven in Mensenkinderen of The Spirit That Guides Us.’
Zo ook over het isolement van ouderen, wat je aankaart in zowel “Oude Man” als “Is Er Nog Iemand?”. Waardoor ik me afvraag hoeveel parallellen er zijn tussen de twee Mensenkinderen-albums.
‘Sommige liedjes liggen al vijf of zes jaar klaar als schetsen. “Is Er Nog Iemand?” heeft raakvlakken met het leven van mijn oma, de laatste fase van haar leven in het verzorgingstehuis. “Oude Man” gaat over dementie en flashbacks over de oorlog. Die twee liedjes liggen heel dichtbij elkaar qua thematiek. Ik had “Oude Man” al klaarliggen voor die eerste plaat, maar het liedje paste niet helemaal in het grote geheel. Nu dacht ik, nou bij deze past hij wel goed.’
Hopelijk neem je dit niet verkeerd op, maar ik heb heel erg het gevoel dat Het Land Dat Ooit Vol Eerbied Zong een schets is, en Het Lied Van Schijn En Wezen iets meer verwezenlijkt wat je uiteindelijk wilde vertellen.
‘Ik begrijp waar je op doelt. Bij de eerste Mensenkinderen-plaat wist ik eigenlijk nog helemaal niet waar ik naartoe wilde. Die periode heb ik geschreven in een periode van vijf jaar, helemaal niet met het idee het uit te brengen. Ik wilde puur een poging wagen liedjes in het Nederlands te vertolken. Het Lied van Schijn en Wezen is daarentegen een heel duidelijk concept. Ik werk met 17 muzikanten, en we pakken het zo groot mogelijk aan, met strijkers en blazers. Er zit meer een kader in, dat hoor je ook wel terug.’
Het Lied van Schijn en Wezen is zoals ze in Amerika zeggen, cogent. Een document dat jou als individu reflecteert. Die vormgeving met de fanfare maakt het naar mijn idee echt af.
‘Dat klopt wel, ja. Beide platen landen weer heel anders bij mensen. Dat is altijd zo als je een eerste plaat uitbrengt. Dat heb ik zelf ook, als een artiest met dat eerste album komt, dat is dan vaak dé plaat natuurlijk! Maar soms heb je dat tweede plaat-syndroom, dan hoor ik weleens van mensen: “Hij slaat nu wel een gekke weg in”. Dat hoor ik soms over deze nieuwe plaat, dat ik recensies lees die niet weten of het nu een vrolijke plaat is: “Moet ik hier nu om lachen of huilen?” Ik vind het grappig om te zien hoe anders het album steeds weer bij mensen landt.’
Goed teken, toch?
‘Ja, dat vind ik ook! Het is ook puur een album dat ik moest maken. Ik heb nooit gedacht of het nu beter in het gehoor moet liggen. Dit is wat ik wil vertellen, take it or leave it.’
Ik las dat je een soort openbaring had, dat je misschien wilde stoppen met muziek, vlak nadat je klaar was met toeren voor Anderson. Had je rond die tijd ook de optie gewogen helemaal geen muziek te maken? Je sticht daarnaast een gezin, dus de prioriteiten verschuiven hoe dan ook.
‘Een gezin met kinderen hebben, dat verdient de eerste prioriteit. Je moet een nieuwe ruimte vinden om in te werken… Ik was jaren gewend om honderd procent muziek te maken zeg maar. In een keer moet je die prioriteit verleggen. Dat was voor mij toen in 2009, het jaar dat ik er eigenlijk geen zin meer in had. Ik had heel veel concerten gedaan. We hadden veel succes, maar dat was voor mij niet bevredigend. Ik was het toeren echt zat. Ik had de plek gevonden waar ik wilde zijn, maar ik voelde me van binnen niet gelukkig. Toen ik in 2009 thuis kwam, werd Mensenkinderen geboren. Ik vroeg mezelf: “Wat wil ik zélf maken?”Ik wil geen plaat maken naar de oren van iemand anders, maar iets dat mij in beweging zet, waarvan ik zelf enthousiast word.’
Je hebt heel veel muzikanten betrokken bij Mensenkinderen. Hoe ging dat opnameproces, hoe gaf je richting aan? Ging het proces vooral in de vrije loop, of had je een specifiek idee waar men trouw aan moest blijven?
‘De meeste dingen, in het bijzonder de blazersarrangementen, hadden we van tevoren uitgeschreven. Die stonden stonden min of meer vast, en we hadden niet zoveel tijd. Ik heb altijd wel een zekere ruimte toegelaten, zodra ik de record-knop indruk ga maar gewoon spelen en we zien wel wat eruit komt. Dat heeft hele bijzondere momenten opgeleverd. Het eerste liedje “Hierheen” bijvoorbeeld, bij de saxofoonsolo aan het eind. Jonny (Boston, saxofonist red.) en ik zaten in mijn studio. We hadden al een paar takes gedaan, maar toch miste er iets. Het einde moet nog uit de bocht springen. Toen deden we nog een take… Toen knalde Jonny die solo er uit. Dat is het leuke aan samenwerkingen, het tilt de muziek altijd een niveautje hoger. Als zoveel mensen een steentje bijdragen, wordt de nadruk op de naam Mensenkinderen groter. De eerste plaat had net zo goed “Mensenkind” kunnen heten.’ (lacht)
Wat je net zei over arm zijn maar toch gelukkig, “Hierheen” omarmt dat carpe diem-gevoel bijvoorbeeld super erg.
‘Het blije aspect, of juist die dubbelzinnigheid?’
Die dubbelzinnigheid. Het is wel een nummer dat tracht naar een idyllisch geluk. Dit is heel herkenbaar. Je zet steeds meer fiches in op die momenten van geluk, want je beseft dat, naarmate je ouder wordt, ze steeds schaarser zijn. Je koestert het geluk ook op die momenten terwijl je ze meemaakt, en niet als je later de foto’s terug ziet.
‘Absoluut. Het is het gevoel dat je hebt als je op weg naar een feest bent. Dat je naar iets toegaat waar je heel graag wilt zijn, alleen je bent er nog niet. Dat gevoel dat je als kind had als je een dag naar de Efteling ging. Of je bent morgen jarig… Je krijgt een cadeau maar je weet nog niet wat. Dat gevoel is super tof. Als je ouder wordt verdwijnt dat geleidelijk.’
“Mantel der Liefde” is een van de donkerste liedjes op het album. Ik vermoed dat het over ontucht gaat.
‘Ik laat dat liedje een beetje open. Je kunt het wel zo interpreteren. Het is wel een thema waar ik mij kwaad over maak. Dat is iets wat voor mij heel ver gaat. Als je de cijfers leest hoe vaak het zich voordoet, dat maakt je heel verdrietig. “Mantel der Liefde” komt ook voort uit films die ik heb gezien over de verkrachtingen in Ierse internaten. Het is zo’n grote donkere wolk die boven je hangt. Je kunt er niks aan doen, behalve naar die wolk kijken en vervolgens beschrijven… En dan hopen dat anderen hetzelfde doen en zich daar ook boos over maken.’
Wat is jouw motivatie achter het remix-album, Kleurplaat?
‘Ik heb door de jaren heen best wel veel toffe artiesten leren kennen, mensen die in hetzelfde schuitje zitten als ik maar dan op een andere plek in de wereld. Vrienden uit Zweden en Amerika, maar ook Nederland… Muziek die ik door de jaren heen heb leren waarderen. Ik had al die tracks thuis liggen, ik dacht: “Als ik deze liedjes naar hen opstuur, dan kunnen ze hun eigen inkleuring geven. Vandaar ook de naam Kleurplaat. We hadden er nog een leuke actie omheen verzonnen, er kwam een kleurplaatje met de cd. Als mensen hem inkleuren en terugsturen, krijgen ze een gratis huiskamerconcert. Het is leuk om de artiesten die meedoen te presenteren naar een ander publiek.’
Wat heb je in de toekomst voor ogen met Mensenkinderen?
‘Het merendeel van de band heeft tijdens de zomer andere verplichtingen. We willen in het najaar nog wat clubshows doen. De plaat is nu inmiddels een paar maanden uit, dus we hebben al wat shows kunnen doen. De reacties waren goed, maar nu is het weer even rustig. Ergens rond augustus of september komt “Alles Nog Op Video” uit op single. Volgende week gaan we daar een clip voor opnemen.’
Tipje van de sluier?
‘Als het idee doorgaat – dat is momenteel nog even de vraag -, dan vindt het plaats op het strand. Ik zing het liedje terwijl er op de achtergrond allerlei gekke dingen gebeuren. Het moet echt een zomers over-de-top cheesy clipje worden. Gewoon lekker lachen!’
Het eindresultaat van de clip kun je hier bekijken/luisteren. Het Lied van Schijn en Wezen is nu verkrijgbaar bij Northern Star Music. Van Bas van Nienes zal naast Mensenkinderen opnieuw meedoen met het jaarlijkse kerstspektakel How To Throw A Christmas Party. Die livedata zijn hier te vinden.