Best Kept Secret is toch een fijne voortzetting van wat er ooit met Pukkelpop en Lowlands in gang is gezet. Veel oud-bezoekers van deze festivals vinden volgens mij hun weg naar BKS, omdat hier de organisatie aanzienlijk minder ingezet op de acts die voor een feestje zorgen bij een jonger publiek. Het gaat hier om de muziek en da’s aan alles te merken. Bij deze vierde editie barstte het festival qua accommodatie uit zijn voegen: bizar lange rijen bij de (dames)toiletten en dito bij de foodtrucks. En met name bij Podium twee was er soms geen doorkomen aan, stond het rijen dik rondom de tent.
door:TheLeonKing
De eerste dag begon voor mij met I Am Oak. Bij eerder optredens zag ik ze vooral akoestisch, nu gingen ze vol elektrisch de tent te lijf. En dat klonk lekker. Minor Victories klonk live wel wat urgenter dan op plaat (in mijn geval: Spotify) en de waarschuwing om vooral oordoppen te dragen was zeker terecht. Die hielpen alleen niet tegen de valse zangpartijen. Dit kon me niet zo bekoren, nog niet misschien dat ze in de buurt kwamen van Slowdive, Mogwai of Editors, alwaar de bandleden van Minor Victories ook deel van uitmaken.
Ondertussen scheen bij DIIV op het hoofdpodium de zon en dat stond ze goed. Ondanks het shoegazergehalte klonk het nogal lichtvoetig. Mijn aandacht kon het niet helemaal vasthouden, dus stond ik op tijd bij Wolf Parade. En die maakte er een mooie set van met de nodige indieklassiekers met de nodige dramatische zang en snerpende gitaren en synths. Het deed me enorm naar Spoon verlangen, da’s altijd een goed teken. Puik optreden was dit.
Van podium 2 was het een hele wandeling naar podium 5, met de nodige vertraging onderweg. Uiteindelijk zag ik toch een deel van het Moon Duo-optreden. Wel jammer, want het klonk bezwerend goed. Man met baard op drums en veel synthesizer, dat gaf wel veel van hetzelfde en dat was prima. Hoofdact van de vrijdag was Beck en dat was beter dan ik vooraf ingeschat had. Met opener ‘Devils Haircut’ (heb ik geen last van) zet hij direct de toon: veel oud werk komt voorbij en het klinkt allemaal even strak. Beck is natuurlijk een retegoede muzikant, op het perfecte af. Ondanks de gekkigheid die hij in zijn composities stopt komt het daarom nergens echt los. Het klinkt daarvoor allemaal te beheerst, zeer onder controle. Maar die ode’s aan Bowie (‘China Girl’) en Prince (‘1999’) mochten er zeker wezen, dat is wel aan de smaakvolle Beck toevertrouwd. Van Preoccupations was degelijk goed, maar ik werd niet echt in vuur en vlam gezet, terwijl hun gevaarlijke postpunknoise daartoe in staat moet zijn. Al met al niet slecht.
De jonge gastjes van Audacity openden dag twee prima met hun garagepunkrock, al had het soms nog wel een twijfelachtig High School-gehalte. Ze maakte er een feestje van. Weaves was super spannend en enorm goed. Zangeres Jasmyn Burke herbergte een soort ingehouden maniakale gekte en muzikaal was het dwingend in al zijn kaalheid. Ook de 3-voor-12 sessie later op de dag was de moeite waard.
Rat Boy was leuker dan verwacht. Pure Britse branie met afwisselend gitaarwerk en dan weer zolder-hiphop, het deed me wat aan Happy Mondays denken. De stemming zat er in ieder geval goed in. Sleaford Mods is ook zo’n act die alleen maar uit Engeland kan komen: een autistische hooligan die verbaal van zich afspuugd geflankeerd door een hoofdknikkende, starende man met hand in zijn zak. Dit was heel even leuk, echt maar heeeeel even. Ook Bloc Party was niet echt boeiend, op hun zero’s hit ‘Banquet’ na misschien.
Bij Dinosaur Jr was het wel genieten geblazen, ondanks dat gitarist/zanger (in die volgorde) J. Mascis ziek was. Erg sympathiek om in plaats van te cancellen er maar een stoel bij te pakken en gewoon de set te spelen. Het optreden leed nauwelijks van Mascis’ ellende, zelfs nu pakte hij me weer volledig in met zijn heerlijke gitaarspel. Ondertussen zorgde basbaas Lou Barlow wel voor de nodige beweging op het podium, waarbij we getrakteerd werden op alternatieve rockklassiekers als ‘Feel The Pain’, ‘Start Choppin’ en ‘Freakscene’. Machtig mooi!
Editors trotseerde de regen en veel publiek met hen. Hun nieuwere nummers vielen toch behoorlijk door de mand, die klonken een stuk minder dan het oudere werk. Het echte muzikale vuurrwerk kwam in tent FIVE, daar braken H09909 (= Horror) de tent volledig, maar dan ook volledig af. Wat een beul van een drummer, wat een gruwelijke raps. Een beetje jammer dat de gitaarstukken uit een doosje kwamen, maar dat drukte de pret allerminst. Trashmetalrap, de beuk erin!
Dag drie begon enorm zonnig en zodoende stond ik in een zweterige tent te genieten van gitaarvirtuoos Ryley Walker. En vlak vooral zijn stem niet uit, heel mooi. De liedjes verzandde soms wat in gepiel. De jeugdigheid van de jongens van VANT spat van het hoofdpodium en blijkt vooral uit de nogal eenvoudige gitaarliedjes. Bij Unknown Mortal Orchestra ging het er een stuk interessanter aan toe. En swingender! Bij aanvang van hun optreden deed het geluid op het podium het niet bij Half Moon Run. In plaats van te wachten deden de twee frontmannen getooid met een akoestisch gitaartje en mondharmonica gezellig en knus een liedje bij één microfoon en dat werkte zeer goed. Daarna barst het los met liedjes die ingetogen beginnen maar naar opzwepende climaxen worden gebracht middels een fusie tussen folk en klassieke rock. Ondanks dit genre had het toch een beetje een boyband gehalte, vraag me niet waarom. De afwisseling van instrumenten, de twee drummers die tegelijkertijd een toetsenpartij speelden, het fanatisme, het pakte allemaal erg goed uit voor de Canadezen, die een zeer goed optreden gaven. Technisch fraai.
De mannen van Band Of Horses begonnen een stuk slordiger, maar zette vervolgens een heerlijke set neer. Zanger en blikvanger Ben Bridwell zette weer zijn brede grijns op en het publiek vond het goed. Live maken ze meer gebruik van dynamiek dan op de albums en dat kwam het optreden zeer ten goede. En was is ‘Is There A Ghost’ toch een lekker rockend nummer in al zijn eenvoud. Dat het neppaard uit de ‘Welcome To The Jungle Bar’ op een gegeven moment door het publiek gedragen werd was hilarisch en onderstreepte alleen maar de goede sfeer. Hoogtepuntje!
Het echte hoogtepunt was Wilco. Bij de eerste liedjes dacht ik nog dat het een enigszins tegenvallend optreden zou worden van de band die de alt.country al lang voorbij is, maar niks was minder waar. Wat een geweldenaren zijn het toch. Met een hoofdrol voor de maniakaal solerende gitarist Nels Cline. Een mooi overzicht van hun 20-jarig bestaan volgde, met favorieten als ‘I Am Trying To Break Your Heart’, ‘Handshake Drugs’, ‘Spiders (Kidsmoke)’, ‘Jesus, etc’, ‘Heavy Metal Drummer’ en natuurlijk het fantastische ‘Impossible Germany’. Ook het dansachtige ‘Art Of Almost’ werd vol overgave gespeeld, zeer goed. Dit blijft een fantastische band met mooie en soms dwarse muziek.
Afterparty Fat White Family was ging op podium FIVE te keer als een soort the Cramps, maar dan veel choatischer. De zang stond irritant hard, dat was jammer. Yelawolf gedroeg zich als een Urban Dance Squad-on-speed met hun met country doordrenkte hiphop, dat was zeer vermakelijk.
Een erg fijn festival was het, dat zeker. Maar qua bezoekersaantallen kan het terrein niet meer aan. Tijd om te bezinnen voor de organisatie zou ik zeggen. En volgend jaar graag podium TWO en FIVE naast elkaar. Dan ben ik weer van de partij. Of wordt het dan toch weer Down The Rabbit Hole? We zullen zien.