Zouden de dames van The Prettiots zich het album Chocolate and Cheese van Ween herinneren? Of staat de cover van Funs Cool op zichzelf en hebben de dames het zelf bedacht? Het is geen kritiek, maar ook de freaky liedjes van Lulu Pratt en Kay Kasperhauser (ook zoiets: zouden dit hun echte namen zijn?) hebben in de verte wel wat weg van de gekte van Dean en Gene Ween. Al is de eerste associatie die met The Moldy Peaches. Dezelfde onweerstaanbare, maar eigenlijk kinderachtige melodieën, tongue-in-cheek teksten (een liedje over alle ex-vriendjes van Kay Kasper met de omineuze titel “Boys (I Dated In Highschool)”, en instrumenten als de ukelele. Let overigens ook op de titel waar een apostrophe is weggelaten. Maar waar Kimya Dawson en Adam Green een lofi-geluid omarmden, klinken de liedjes van The Prettiots een stuk netter. Als het gaat om culturele referenties weten de dames van wanten, getuige deze regels uit “Suicide Hotline”: ‘On a scale of one to Plath I’m like a four / My head’s not in the oven but I can’t get off the floor / It’s not that bad, I won’t take it too far / And hey, dream boy’s no bell jar.’ Verderop komen ook Virginia Woolf en Ernest Hemingway om de hoek kijken. Niet van de straat, deze Prettiots, maar mooi dat ze een hele fijne zomerplaat gemaakt hebben.
mij=Rough Trade
File: The Prettiots – Funs Cool
File Under: Literaire hipsterfolk voor bij de BBQ