Punkrock uit Austin. Maar dan anders. Hoezo anders? Ten eerste gaat het hier over de communicatie tussen zangeres Sabrina Ellis en zanger Andrew Cashen. Het levert broeierige conversaties op. Zeg maar gerust huiselijk gekibbel van de eerste orde. Muzikaal is punkrock de leidraad, maar weet A Giant Dog met deze derde plaat The B-52’s te koppelen aan Van Halen en Ramones. Waar het me nog het meest aan doet denken is Spike’s hobbygroep The Deaf. Inclusief staccato orgels, een Louisiana-honkytonkpiano en de laidback kroegaanpak van een Thin Lizzy. Als je hoort hoe de band Amerikaanse doowop inzet voor hun bewerking van “Don’t Believe A Word” in “& Rock ‘N Roll” dan is dat simpelweg geniaal. En daarmee geeft de band een compleet songbook af waar zowel het vroege werk van Phil Spector als Newyorkse punkrock wordt geëerd. Ik heb daar een zwak voor. En, het levert puur luisterplezier op. Van begin tot het eind. Mike McCarthy die o.a. Spoon produceerde, zette zijn tanden in A Giant Dog en was pas tevreden als hij een uplifting-versie zou kunnen bewerkstelligen van The Kills. Het is hem gelukt. A Giant Dog is een rauwe, typisch Amerikaanse soundtrack bij Who’s Afraid of Virginia Woolf van Edward Albee. Onversneden punkpop met dat rafelige randje dat hun andere bandje Sweet Spirit zo mist, en een berg aan referenties. Het lijkt zo simpel. Als Marc Bolan nog geleefd had, dan was hij nu roadie en manager van A Giant Dog.
File: A Giant Dog – Pile
File Under: Punkrock, doowop en glam uit Austin