Sinds 2014 is het een vaste prik in de agenda: het Roadburn festival in en rondom 013. Het festival bestaat sinds 1999 als een spin-off van de Roadburn muziekweblog opgezet door Jurgen van den Brand and Walter Hoeijmakers. Na wat omzwervingen vindt het sinds 2005 plaats in Tilburg. Bestond het festival vorig jaar nog officieel uit drie dagen plus een extra dag op zondag als ‘Afterburner’, dit jaar is de zondag geheel bij het programma betrokken, al is op die dag een van de podia dicht (Extase). Inmiddels is het ook een traditie om een curator te hebben op het festival, die dan meestal ook zelf optreedt, maar ook bands mag uitzoeken en op het festival mag zetten. Dit jaar is dat frontman John Dyer Baizley van Baroness, en hij is daarmee opvolger van Lee Dorrian (voormalig zanger van Napalm Death en latere frontman van Cathedral), die datzelfde mocht doen in 2016. Eerdere curatoren waren Ivar Bjørnson (gitarist van Enslaved) in 2015, Mikael Akerfeldt (frontman van Opeth) in 2014, Jus Oborn (Electric Wizard) in 2013, Voivod in 2012, Sunn O))) in 2011, Tom G Warrior (Hellhamer, Celctic Frost and now Triptykon) in 2010, Neurosis in 2009, en David Tibet (Current 93) in 2008.
Zoals ik wel vaker heb geschreven draait dit festival van origine vooral rond doom en stoner, maar je vind er ook veel blackmetal, psychedelische muziek, donkere folk of wat meer progressief of post-rock-achtig spul. Standaard heavy metal vind je er eigenlijk niet, het draait wel vooral om ‘the mighty riff’, met vaak ook nummers van meer dan tien minuten. De muziek mag een zwart randje hebben, niet te verwarren met emo-mascara uiteraard. Toch staan er ook wel eens eens wat andersoortige acts, maar dan dus ook regelmatig met een donker of sinister randje. Zo bevalt de hiphop van Dälek blijkbaar nog goed (lange rij daar voor Het Patronaat), dansen we op het laatst gewoon hard op de (progressieve) eighties horrorsynthdisco van Carpenter Brut, is de synthesizerdoom van het duo van Pinkish Black ergens ook een buitenbeetje zo zonder gitaren, en is het (opvallend) propvol in de Green Room bij singer-songwriter Emma Ruth Rundle. Ook eenlingen zijn welkom, zo zien we de man van ACB of Caïna gewapend met alleen een laptop en gitaar, en blijkt Perturbator ook maar uit een bandlid te bestaan, die met twee synthesizers een dik stuiterend elektronisch geluid weet voort te brengen. Ook No Spill Blood maakt gebruik van synths in hun sludge/punk/stoner, maar die heb ik dan weer niet gezien. Zo lijkt Roadburn dit jaar wel meer dan andere jaren onder invloed van elektronica.
Hoe depressief of agressief de meeste muziek soms mag zijn, dit is het liefste volk dat je kan tegenkomen op een festival. Onder de lange haren, de lange baarden, en de zwarte kleren, zit een zeer vriendelijk volkje, dat vooral uit het buitenland lijkt te komen. Ook dit jaar verenigt de liefde voor muziek, dat voel je gewoon. Natuurlijk gaat het ook om de beleving, maar Roadburn is nog steeds toonaangevend in dit soort genres. Bands vinden het een eer om er te mogen spelen. En ik ben best vereerd om daar ook weer bij te kunnen en mogen zijn. Zelf hou ik niet heel veel van blackmetal, in mijn beleving gaat dat echt wat te veel naar een dreigende muur van zwartgallige noise met lelijke duivelse schreeuwzang, maar je kunt toch niet alles zien. Ook dit jaar zijn de kleine zalen soms overvol wat weer zorgt voor lange rijen voor Het Patronaat, maar ook voor Extase zie ik af en toe dikke rijen voor de ingang, en kom ik de Green Room soms met geen mogelijkheid meer in, laat staan het kleine podiumpje achterin café Cul du Sac. Dat lijkt toch een terugkerend probleem aan het worden voor de organisatie. Met de grotere 013-zaal sinds vorig jaar kun je wel meer mensen kwijt op je festival, maar de schaalvergroting legt wel erg veel druk op de andere – veel kleinere – podia, die nu soms overspoeld worden. Echt makkelijk bandjes-hoppen is er niet bij, terwijl dat ook wel de charme van het festival is. Of was dus. Er staan nauwelijks slechte bands, dus de kans dat je dan willekeurig iets goeds tegenkomt is op dit festival groot. Mits het allemaal je smaak is natuurlijk. En dan is het jammer als je niet even snel kunt gaan kijken bij andere bands. Dit jaar voelt het alsof je nog weer eerder naar een zaal moet gaan als je het echt wilt zien, vergeleken met vorig jaar.
Maar dat is dan ook een van de weinige punten van kritiek. Het voelt die donderdag gelijk weer als thuiskomen. Het is voor mij inmiddels de vierde keer op rij, en niet meer van de kalender weg te slaan. De sfeer is weer direct goed. Het is een frisse editie, met sporadisch een zonnetje, maar gelukkig ook droog. Nou ja, er viel een keer een spatje water, toen we net zoals elke dag weer eens buiten op het terras van Café Bakker zaten in te drinken. Een mooie plek om rustig op te starten. Zo blijven we daar wel eens hangen en vergeten nog bijna dat er ook nog bands spelen, maar ik stel me relaxed op dit jaar. Ik hoef blijkbaar ook niet meer zo nodig zo veel mogelijk te zien.
We lopen maar eens binnen bij het Engelse Crippled Black Phoenix dat inmiddels al even is begonnen in een aardig gevulde grote zaal. We kunnen nog net een paar relatief lange nummers meepakken. Het voelt aan als sfeervolle symfonische prog met een zweem post-rock-achtige sfeer. Hier en daar sijpelt er wat Pink Floyd doorheen, zeker ook met soort gitaarsolo´s. Het is een rustige opener van de dag, met ook ruimte voor piano, trompet en een gastrol voor een zangeres (dat zwabberde wat), maar hier een daar ook wat zwaarder aangezet. Dit zou ik best vaker kunnen zien.
Het Patronaat blijft toch de mooiste locatie van het festival, de kerk heeft op de begaande grond het Dudok restaurant, op de eerste verdieping spelen veel bands het glas-in-lood bijna uit de ramen. Het geluid is daar meestal ook goed, beter dan op het balkon, waar ze overigens uitstekende speciaalbieren verkopen, sowieso is dat dit jaar vrij goed geregeld, al bleven we bij de normale bars in 013 wel vaak hangen in Leffe Dubbel. Maar dat terzijde allemaal. Het duo (op zang/gitaar en drums) van Those Poor Bastards uit Madison, Wisconsin speelt inmiddels in Het Patronaat en wordt omschreven als een mix van gothic country/doom, maar het klinkt me te veel als simpele country blues/folk. Zelfs soms meer richting dronkemansliederen. Hier en daar wel met een licht duivels randje, dat dan weer wel. Het is me toch net te veel alsof je in een Ierse pub zit. Het stond eigenlijk ook al wel in de omschrijving, met de zang van ‘een wat dronken Tom Waits of Nick Cave‘. Maar ik kan er dus niet echt in meegaan.
Het is sowieso goed om op tijd weer terug te gaan naar SubRosa in een inmiddels behoorlijk volle zaal. De band uit Salt Lake City stond in 2015 op dit festival, toen nog in Het Patronaat, maar blijkbaar kunnen ze de flink grotere zaal nu goed aan. Het contrast is natuurlijk wel groot met het optreden van de band afgelopen december in de kleine zaal van Merleyn. Het valt me gelijk op dat de dames hun haar zo mooi gestyled hebben. Dat doet er normaal geen fluit toe natuurlijk, maar ik vind ze scherp en gefocust vandaag, ze hebben op de aankleding gelet, en lijken goed voorbereid te zijn. Ze beginnen gelijk ook uitstekend met het lekkere “Despair Is a Siren”, gelijk ook een van hun meer bekendere nummers dacht ik. Vergeleken met het optreden in Merleyn komen de zachtere stukken veel mooier over, en dat in een veel grotere zaal. Misschien ook dat het publiek veel meer respectvol stil is waar nodig. Dat doom-geweld met violen en alles komt er toch wel dus, maar je merkt de aandacht van het publiek. Die dynamiek werkt goed vandaag, het is meeslepend tussen hard en zacht, en daarmee hebben we gelijk weer een dikke voldoende op het rapport staan.
Ook dik aangekruist in het programma is Pinkish Black uit Texas, maar misschien had ik net een tikkie meer veracht van keyboard wizard Daron Beck met zijn drummer (verscholen in de mist). Maar we staan een keer lekker vooraan in Extase en dan is het geluid wel hard (want ook dicht bij de boxen en met een laag plafond) maar ook helder en goed. Wat dat betreft wil het verder naar achteren nog wel eens een stuk doffer klinken in deze zaal. De band begint maar gelijk met een soort doom/synth/kraut-sfeertje met een loom tempo. Doom zonder gitaren dus ook wel, met redelijk normale zang er doorheen. Althans. Er wordt eens een keer niet geschreeuwd of gegrunt. De meeste zangers kunnen ook niet echt zingen zeg ik wel eens, dan moet je wat. Echt bijzonder is het nu ook niet direct, een beetje meewoedig, dat wel. De synthesizers/elektronica-geluiden voeren hier uiteraard de boventoon en uiteindelijk typeer ik het maar als een soort doom/space/kraut. Ik had wat meer op de funk gehoopt zoals het meer Forever Pavot-achtige laatste nummer, nu bleef het wat veel hangen in donkere loomheid, maar dat past ook wel weer op het festival. Helemaal niet slecht, wel (nog) meer van verwacht dus.
Gelijk doorlopen daarna naar de Green Room waar we gelukkig nog binnen komen om vanuit achterin de zaal het Engelse trio van Esben and the Witch te zien starten met het mooie “Sylvan” van het Older Terrors-album van vorig jaar. Rachel Davies speelt bas en zingt het net zoals op de plaat met wat lichte wanhoop en verlangende zang, en dat straalt de muziek helemaal wel uit natuurlijk. Een mooie donkere etherische sfeer, met wat verstilde passages richting darkfolk, tot de wat grotere uitspatting met ‘post’-shreddende gitaren. Lekker als dat dan doorbeukt, al mis ik op een gegeven wat meer meer uptempo ritmes, maar het zal zeker niet de bedoeling zijn om al te vrolijk te worden. Bij vlagen bloedmooi en ingetogen dus, maar heeft wel de neiging iets te veel in hetzelfde te blijven hangen. Toch een band om ook eens vaker terug te zien graag.
Daarna pakken we nog een stukje mee van Coven in de grote zaal, toch een kleine historische gebeurtenis daar, want hoe lang had de band al niet opgetreden? En staat de band ook niet aan de wieg van de satanische muziek? En waren zij niet als eerste met dat duivelse metal-teken? En hadden ze ook geen nummer “Black Sabbath”, waar de naam van de gelijknamige band misschien wel eens vandaan komt? En heette de bassist ook niet Greg “Oz” Osborne? En is dat niet heel toevallig? Het album Witchcraft Destroys Minds & Reaps Souls met dat Black Sabbath nummer stamt alweer uit 1969, dus we zijn al een jaartje of 48 verder, maar zangeres Jinx Dawson is er vandaag ook gewoon weer bij. net zoals de rest? Geen idee. Ze heeft een oud bandlid in de hand ergens, haha, nee dit is een grapje. Het is (las ik ergens) een echte mensenschedel. De hele entourage is wat duivels en donker, in die zin heeft de zangeres plus band ook veel andere occulte rockbands geïnspireerd natuurlijk. Ik snap de aandacht voor de band op dit festival wel, maar ik moet ook bekennen dat de muziek zelf wat dun is en daar kan ik niet helemaal in meegaan (de zaal is ook zeker niet super vol), ergens is het in deze tijd wat simpele seventies rock, en daarmee wellicht dus wat achterhaald. Licht funky soms wel met de nog steeds krachtige zang Dawson. Maar als je het verhaal niet kent is de muziek zelf in deze tijd niet super bijzonder. Voor mijzelf dan.
Dan staat er een dikke rij bij het Patronaat voor hiphop-act Dälek, maar jammer genoeg ook voor het Noorse The Devil and the Almighty Blues in Extase, die ik vooral nog wel even had willen zien. Blijkbaar is het hier ruim voor aanvang ook nog wel eens mutjevol. Echt blues, maar dan van het ruige soort. Geen idee dus hoe dat dus live was. Van het Amerikaanse (New Hampshire) Scissorfight in de kleine zaal van 013 had ik een veel meer funkende stoner/black/deathmetal verwacht, maar ik vind het wat rechtlijnig en standaard. Het is dan zeker wel weer standje vet en luid, maar echt opwindend wordt dit soort stoner/punk-metal op deze manier ook weer niet.
Gelukkig weet het trio van Joy de avond wel aardig de redden in Cul du Sac met hun lekkere jazzy, funky, groovy, psych-achtige seventies rock, en met die soms heerlijk voortdenderende jazzy drums (en waarom geen solo inderdaad als dat op gitaar ook mag). De band uit San Diego sluit de eerste dag hier heerlijk lekker af.
Op vrijdag blijven we zoals gebruikelijk weer wat te lang op het terras hangen om Schammasch nog te kunnen zien, maar we starten met het – inmiddels al begonnen – Magma, dat hier in 2014 ook als eens stond op verzoek van curator Mikael Akerfeldt (frontman van Opeth). Het beeld is niet anders dan toen, alhoewel de grote zaal nu een stukje groter is geworden uiteraard. De Franse progressieve rockpioniers zijn opgebouwd rondom drummer Christian Vander, en de band zing als ik het goed heb voornamelijk in een bedachte taal, het Kobaïaans (al hoor ik ze dit keer ook wat Frans zingen dacht ik toch). Het blijft een soort sekte, die bezwerende teksten prevelt op moeilijke ritmes van prog/jazz. Veel repetitieve motieven dus, het heeft ergens wel iets weg van Philip Glass. Het geheel is symfonisch, bombastisch, en minimalistisch tegelijkertijd, waardoor het wennen is aan deze stijl van spelen. Ik noemde het toen ook al een soort hippieprog, om bij het kampvuur wat satanische rituelen uit te voeren, maar voor een festival als Roadburn is het niet echt zwaar of super donker. Wel bijzonder dat de organisatie dus zo´n band ook nog een keer zelf uitnodigde, maar het is een goede zet dus, en slaat weer best goed aan bij het Roadburn-publiek.
Inmiddels in de Green Room, het is vlakbij die grote ook, speelt het trio van True Widow (uit Dallas, Texas) voor een – wederom – volle zaal. De band stond al eens eerder op Roadburn, maar toen in het Patronaat maakte het iets meer indruk, wellicht omdat ik toen wat beter stond, maar ook het geluid in Het patronaat zou toen nog wel eens een tandje harder kunnen hebben gestaan. Volume kan wel degelijk uitmaken, maar de impact wat meer naar achteren in de kleine zaal van 013 ontbreekt wat. Het is in theorie mooie depressieve en meeslepende gruizige doompop (of stonegaze zoals ze het zelf noemen geloof ik), maar het trekt me niet helemaal mee de diepte in. Het blijft wat meer van hetzelfde, het voelt loom aan, en ook de zang is ook nog steeds niet helemaal voldoende.
We gaan door met wat bands zappen… Het Amerikaanse Ruby the Hatchet in Extase kan niet echt dikke potten breken. De melodieuze seventies-psych klinkt op zich wel aardig en trekt gelukkig ook soms wat vlotter door, en ook de zang is redelijk, maar verder voelt het wat gewoontjes.
We lopen terug naar Zhrine in Het Patronaat dat daar al even bezig is. De IJslandse band is meer van het echte blackmetalgeweld en laat de kerk behoorlijk trillen. Uiteraard is er het bekende gruntachtige geschreeuw en de shreddende gitaren in een wolk van majestueuze melodieën. Hier en daar wordt het wel fijn afgewisseld met meer post/prog- of deathmetal maar dan al snel komen de blastbeats weer om het geheel weer met herrie dicht te smeren. De liefhebbers in de zaal headbangen wel gewillig mee. Het is ook wel aardig voor de afwisseling om even een meer gewelddadig portie muziek te ondergaan.
Niet heel veel later belanden we weer in de grote zaal van 013 voor Oathbreaker, deze Vlaamse band had ik niet direct aangestreept, maar nu we toch wat meer op de zwarte tour gaan past het wel. Er is een interessante rol voor prima schreeuwende zangeres Caro Tanghe in deze Belgische band, die een behoorlijk sfeervolle en fijn grootste versie van black en doom op het podium brengt. De band wisselt soms ook fijn tussen de meer ingetogen intro’s en de zwartgallige noise met opzwepende blastbeats. Hoewel snelle blackmetal, zit er toch ook een fijne laag postmetal in verborgen en werken de mooie akkoordenreeksen achter elkaar goed. En zelfs Tanghe zingt ergens gewoon nog prima clean als ik me dat goed herinner.
We blijven in België met de in Brussel opgerichte Emptiness dat diverse stijlen hanteert. De band schakelt van blackmetal naar postrock, en gooit er ook wat synthesizers tegenaan voor de nodige sfeer. Daar overheen een wat sinistere duivelse grunt-achtige zang. De mix staat eens een keer wat minder in Het Patronaat, maar ergens is het wel een duistere duivelsband met mooie sfeerwolken. Jammer dat het echt soms wat doormeandert en uiteindelijk toch niet helemaal mijn smaak blijkt te zijn.
We pakken kort daarna nog een klein stukje mee van de Amerikaase zangeres Chelsea Wolfe, ooit al eens gezien als voorprogramma van Russian Circles in Tivoli de Helling. De zangeres lijkt me wat minder schuchter dan toen in Tivoli, toen ze nog het liefste alle lichten uit had. De zangeres lijkt met de band het grote podium aan te kunnen. Natuurlijk klinkt de gitzwarte folk wat depressief, je verdrinkt in somberheid, en toch is de zang van Wolfe zelf, ondanks de voortslepende wanhoop, mooi helder. Als lichtpuntje in de duisternis. Maar hoop is ijdel hier. De sfeer is bedrukt. En dat is allemaal fijn, maar toch we willen op tijd naar de volgende band.
En dat blijkt een goede keuze. We staan midden vlak voor het podium om getuige te zijn van de de redelijk legendarische Italiaanse band Zu, althans ik had de band al vaak zien noemen als referentiepunt, dus nu is het wel eens fijn om deze grootmeesters zelf eens goed aan het werk te zien. Opvallend feitje is dat drummer Tomas Järmyr sinds 2015 bij die band zit, de drummer stond hier vorig jaar nog met Yodok III op hetzelfde podium en recent is hij aangekondigd als nieuwe drummer van Motorpsycho. Druk baasje. De band maakt vanaf de eerste noot van basgitarist Massimo Pupillo dikke indruk. De bassist weet zijn basgitaar ook te gebruiken als gewone gitaar en gooit er indrukwekkend dikke en fijn reutelende gitaarlijnen uit, soms zelfs in een loop gegooid, waardoor de band ook direct wat voller klinkt. Wat een stoere gast, wat een gave poses ook. Saxofonist Luca T. Mai gooit er ook een fijn potje staccato gespeelde sax-geluiden tegenaan, die samen met de ingewikkelde drumpatronen zorgen voor een fijn portie math/noise-rock jazz/grindcore of iets dergelijks. Dit moeten toch ook helden zijn van onze Nederlandse Dead Neanderthals die ook in de zaal blijken te staan. Uiteraard. Een van de bandleden van MNHM, waar saxofonist Otto Kokke naast Dead Neadnerthals ook in speelt, heb ik ook wel eens met een Zu-shirtje gezien. Soort zoekt soort denk je dan. Daarnaast doet het me toch ook aan de blackjazzmetal van het Noorse Shining denken. Bij vlagen is het dus heerlijk nerveus en onnavolgbaar, maar Zu weet gelukkig ook regelmatig de beukende riffs op te zoeken zodat er ook nog genoeg te headbangen valt. Ik stuiter vanzelf mee. Zu is niet minder dan briljant vanavond, misschien wel het hoogtepunt van het festival. Voor mij dan. En over Järmyr kunnen we kort zijn; wat een klasbak. Die kan alle technisch ingewikkelde patronen uitstekend aan, en je vraagt je zelfs af of Motorpsycho niet te simpel voor hem zal zijn. Maar fans kunnen dus gerust zijn. Het definitieve vertrek van Kenneth Kapstad van Motorpsycho naar Spidergawd vond ik een fikse aderlating, maar met Järmyr hebben ze een nieuwe klasbak in huis. Benieuwd hoe dat samen gaat klinken.
Dan missen we wel een deel van SubRosa (Subdued), wat meer akoestisch gespeeld, waarbij met name de drums zijn weggelaten en ook meer aandacht is voor de folk-kant met samenzang. We horen vooral de laatste twee nummers. De band zit op stoelen waardoor ze nauwelijks te zien zijn, niet heel handig op dit podium. Uiteraard is het sfeervol, maar voor mijn gevoel iets kaler dan het optreden een dag eerder op het hoofdpodium, maar het einde ontwikkelt zich uiteindelijk erg mooi, met die prachtige violen en doom-achtige slagen.
Na een pauze (ik sla Amenra toch maar over, want al vaker gezien en ik ben sowieso niet zo´n fan van de schreeuwzang), besluit ik Whores. even te laten liggen voor wat het is (volle zaal ook geloof ik) en vertrek ik toch maar redelijk op tijd naar Extase voor het Noorse Hedvig Mollestad Trio. Het trio (goh) bestaan uit een drummer (de eerder genoemde Kenneth Kapstad heeft er ook wel eens gespeeld overigens) en twee gitaristes. Natuurlijk hoeft dat niet zo uitzonderlijk te zijn, maar dames die psychrock maken en dan zo strak? Nee, dat heb ik volgens mij nog niet eerder gezien. De drum/bass combi is een verslavende funky aanjager (denk Papir bijvoorbeeld) voor een echt excellerende Mollestad op gitaar. De band groovet in vlot tempo door de set met een aantal lange nummers, in vergelijking met Papir (of Dans Dans) is er veel meer aandacht voor dikke riffs (stoner of zelfs prog) naast de soms jazzy psychrock. Wat dat betreft zoeken ze ook wel vaak de aanstekelijke kant, waar goed om te headbangen is (of swingen, zo u wilt). Dat is wat minder gekunsteld of vernieuwend, maar wel enorm doeltreffend. De twee gitaristes (je kunt ook een contrabas gebruiken voor sommige nummers in plaats van de elektrische variant blijkbaar, gaaf idee) zijn erg geschoold en de bandleden zijn enorm op elkaar ingespeeld. Op het einde gaan de dames ook nog maar even het publiek in, en ook mooi is het moment waarop ze elkaars gitaarhalzen bespelen. Heerlijke doorbeukstonerpsych en funk ´n roll dus. Gaaf optreden, dit wil ik echt nog wel eens vaker zien.
Dan mis je ook bands die tegelijk spelen zoals Telepathy in Cul de Sac, maar goed. We lopen nog even richting de Amerikaanse band Baroness, met frontman John Dyer Baizley, die ook curator is van het festival. Met hun sludge en stoner doen ze soms denken aan Mastodon, maar dan wat lichter verteerbaar en opvallend melodieus, met hier en daar wat flauwe muzikale lijntjes (vind ik dan). Hoewel de afwisseling hier okay is raakt de band me dus wat moeilijk, wat dat betreft voelt de band te makkelijk verteerbaar op een of andere manier, dat had ik toen op festival de-Affaire in 2012 ook een beetje. Later dat jaar zouden ze overigens nog een flink aantal botten breken in een busongeluk. Dus goed dat we ze überhaupt nog kunnen zien, dat had ook anders af kunnen lopen (al is er vandaag een andere drummer en bassist bij geloof ik).
Het programma gaat vandaag door tot 02:00 uur terwijl het de andere dagen om 00:30 al stopt. Waarom dat verschil er is ontgaat mij een beetje, dan zou je de zaterdag ook wat langer kunnen laten doorgaan zou je zeggen. Het loopt inmiddels tegen enen in Het Patronaat en dat betekent dat Perturbator al twinitig minuten te laat is. We zagen al wel een flinke backdrop van diverse lichtpilaren en twee synthesizers neergezet worden. Er wordt ook flink gebeld op het podium. Uiteindelijk blijkt de band echt uit een persoon te bestaan die de elektronica bediend, al weet ik niet echt wat hij nu precies doet. ‘Mighty electronic beats’ uit het programmaboekje omschrijft het wel. Dikke elektronische stuitershit, maar toch niet zo leuk als Carpenter Brut een dag later. Nee, dit voelt toch net te veel alsof je in de Bravo danstent staat in het midden van de nacht van Lowlands. Veel te recht toe recht aan gebeuk. Wel een dik en vet geluid, maar op een gegeven moment wordt het me snel te saai.
Als aftopper luisteren we (zien kunnen we niet veel achterin Cul de Sac) dan nog even naar het Canadese Zaum met hun doompsych met vooral diepe slagen en rondzingende mantra´s. Met een invloed van Mongoolse keelklanken, aldus het boekje, maar dat haal ik er moeilijk uit. Een aardige afsluiter op een zeer geslaagde dag, maar ik had sowieso veel bands aangekruist op deze vrijdag.
We gaan inmiddels dag drie in en wennen ondertussen wat makkelijker aan de routine van bier en bands. Op dit tijdstip probeert de ontblote zanger van Cobalt er alvast van alles uit de halen op het relatief vroege tijdstip, maar de band speelt verder niet super strak en de gitaristen lijken wat op routine te spelen. Het is weer druk in de kleine zaal van 013. De band uit Greeley, Colorado speelt zoiets als licht groovende deathblack/stoner met wat sludge. Het tempo wordt soms fijn opgeschroefd met wat blastbeats ook, maar echt opzienbarend speelt de band verder niet. Lelijke schreeuwzang ook weer, maar dat hoort er blijkbaar bij.
Het is dan volgens mij weer wat druk voor de kleinere zalen, vorig jaar viel ook de rij op voor Het Patronaat voor het Finse Oranssi Pazuzu. Dit jaar mag de band in de grote zaal van 013 aantreden, en daar blijkt de band ook dat podium prima aan te kunnen. Hoewel ook in de hoek van de blackmetal, is dat dan een band die me wel behoorlijk goed bevalt. De band begint met het nieuwere “Kevät” en zet gelijk een mooie slepende donkere post-doom-sfeer. De band bouwt lekker traag op met mooie akkoorden. Mooi donker en dreigend, met de nodige tempoversnellingen, maar dus niet alleen dat eeuwige doorbeukwerk. Nee, de band zorgt hier voor mooie spannende lagen en zijn nimmer voorspelbaar. Nu komt in zo’n black-achtig genre ook niet direct alles binnen (wat moeten we toch met die duivelse natte roggelzang ook), maar ik kan hier ook bij vlagen dik genieten van die goed aangebrachte sfeer.
Wolvennest komt ook uit België, dat land is toch ook weer goed vertegenwoordigd op het festival. Achterin Extase is het soms echt lastig te volgen wat er op het podium gebeurt (ze zijn met z´n vijven in de mist als ik me niet vergis), maar het gaat om de muziek. Is het spacy doomdeathmetal? Kraut/black? Postdoomsludge met wat psych? Nou goed, zelf houden ze het op ‘psychedelic/ambient/dark/rock’. Het beukt traag door en de space-geluiden op de synths geven de boel wat extra smeuïgheid, terwijl er ook nog gewoon ergens wordt gezongen door Shazzula op synths als ik me niet vergis. Ergens zaagt het tegen het einde oneindig lang en lekker door, waardoor het toch echt een klein hoogtepuntje van de dag vormt. Waar een band in soms in een wat saaie herhaling kan vallen, pakt het me hier wel.
Misschien nog beter bevalt me de volgende Belgische band, en ik ben blij dat er plek is in die slangenkuil achterin Cul de Sac. Mantis maakt zoiets als instrumentale funky post-rock met prog en stoner of zoiets, en heerlijk doelbewuste dikke riffs en prettige breaks. Supergroovy baby! Ook dit is weer zo verslavend lekker dat ik moeilijk stil kan staan. Geweldige band en misschien wel de beste van de dag, maar dan hou ik ook wel erg veel van dit soort muziek.
Dan volgt er onvermijdelijk een kleine dip in het programma, maar ik had hier dan ook niet veel aangestreept. Uiteindelijk zie ik nog een stukje van Memoriam, een soort doorstart van Bolt Thrower. De Engelse band werd opgericht door Karl Willetts van Bolt Thrower met op bas Frank Healy (Benediction), Andy Whale (oud Bolt Thrower drummer) en gitarist Scott Fairfax. De band zou een ode zijn aan drummer Martin ‘ ‘Kiddie’ Kearns van Bolt Thrower, die onverwachts overleed in 2015. Memoriam is een old school deathmetal band met als thema’s dood, verlies en oorlog. We zien de beelden van de Tweede Wereldoorlog op de achtergrond, en dan voelt Memoriam alles bij elkaar inderdaad als een soort gedenkplaats, maar echt gedenkwaardig wil het verder niet zijn, daarvoor is het voor mijn smaak wat te rechtlijnig.
Het trio van Trans Am in Het Patronaat, door John Dyer Baizley op het festival gezet, laat me daarna ook moeilijk overtuigen, terwijl het thuis nog wel interessant leek. Kraftwerk-kraut, met wat punk en industrial beats, en dikke synths. Een van de voorlopers van post-rock lees ik ergens, maar dat was in die tijd (jaren negentig) volgens mij nog een veel ruimer begrip. Ik haal het er niet helemaal uit vandaag de dag. Wat vooral lastig is, is dat het toch wat flauwig blijft allemaal. De poppy tunes, de lijzige gitaren en synths. Je mist iets, en ik kan er niet helemaal in meegaan. Jammer.
Zo heb ik ook niet zo veel met My Dying Bride, mijn conclusie vooraf wordt bevestig door even kort te gaan kijken. Flinke naam in doom-land uiteraard, maar ik heb niets met reputaties. Het klinkt me wat iel, richting lome doompop met te weinig body en kruiden. En ook de leizige zang vind ik wat te gewoontjes. Ik mis wat verrassing terwijl de band door de set heen glijdt. Hier en daar een gevoelig toontje is dan nog wel aardig, maar dan ben ik ook weer op tijd weg.
Aluk Todolo staat in de kleine zaal met een heerlijk instrumentaal stukje black en kraut, al klinkt het mij vooral ook als dik psychwerk. Het trio uit Parijs schijnt hier het Voix album (luister hier) uit 2016 integraal te spelen. Op het album staat een nummertje of zes, maar het klinkt vanavond eigenlijk als een groot en lang nummer zonder einde. Spannende rondzingende gitaren in elk geval, met uptempo drums en bassen. Met dik geluid en massieve klanken. Het gaat maar door. Na enige tijd mis je dan wel wat breaks of riffs, maar in deze doorpsychende en zagende massieve vorm lijkt dat ook niet de bedoeling. Heerlijke band met een heerlijk dik geluid, en geweldige belichting van die enkele gloeilamp die voor het podium hangt, en de mooie belichting met mist achter de drummer.
Het eveneens Franse Carpenter Brut staat later als afsluiter in dezelfde zaal (Green Room in 013), en dat is een hele leuke act. Je kunt het inderdaad beschrijven als een soort eighties horror-synths act. Denk Goblin on metal inderdaad, maar dan gespeeld met dikke synths/elektronica. Net als bij het optreden van Goblin in 2015 zien we de vermakelijke filmbeelden op de achtergrond, maar het dikke voordeel hier is dat we niet de hele film gaan kijken, maar dat de Carpenter Brut-trein energiek en snel achter elkaar voortraast. Heel lekker fout, vermakelijk, en ook nog strak gespeeld. Dat we op Roadburn met z’n allen dan op het einde helemaal uit de plaat gaan van een stuiterende versie van “She´s a Maniac” (cover Flashdance) is helemaal lachen natuurlijk. Wat een geweldige afsluiter dit.
Het Britse Gnod is dit jaar artist in residence en treedt dit haar zelf twee keer op, en een keer samen met Kuro. Op de zondagmiddag in de grote zaal is het nog vrij rustig voor het laatste optreden van Gnod, maar dan samen met de mannen van (de Nederlandse) Radar Men From the Moon. Temple Ov BBV is een samenwerking die ook gebracht werd op het Eindhoven Psych Lab in 2016, al had ik moeite me dat helemaal goed te herinneren, maar toen speelden ze ook om half drie ‘s nachts geloof ik. Er staan tien bandleden op het podium en alles lijkt dubbel te zijn uitgevoerd, met twee drummers, twee zangers (al pakt er een ook nog wel eens de gitaar en sax), twee bassen, twee elektronica-freaks aan de zijkant en veel gitaren dus. Der band begint met een doom-achtige opbouw met soundscapes en trage lome slagen. Het gaat van langzaam naar sneller en ritmischer. Donkere drones, wat lelijke punkige praatzang, en dan wat meer uptempo beats. Ik moet er even aan wennen, de band en het publiek zijn nog niet helemaal los, maar het komt er langzaam in. De gitaren gaan er iets steviger in dan, en draven uiteindelijk wat verder door tot een meer beukende herhaling in een soort noisepsychpunk. Je zou kunnen zeggen dat de pysch van RMFTM hier wel combineert met het meer punkige van Gnod. In het begin horen we nog wat weinig in de mix van de elektronica-boys maar ook dat verbetert. Hoewel het wat lang doorgaat in hetzelfde (Gnod kan dat ook hebben, hoeveel akkoorden spelen ze zelf eigenlijk), trekt het gelukkig wel door naar goeie wolk licht pompende psychnoisedrones. Meer richting het einde hebben me ze eindelijk bij de lurven. Fijn, al duurde dat wat lang.
En dan komen we weer eens niet binnen bij Author & Punisher in de kleine zaal (pff vol) en ook voor Het Patronaat staat weer een hele lange rij voor Oxbow. Dat gaat dan niet makkelijk goed komen met bands die ik nog verder had aangestreept, al stonden die ook niet helemaal bovenaan. Uiteindelijk gaan we later (uiteraard na een lekker speciaalbiertje in Dudok) toch nog even bij Pallbearer in de grote zaal kijken. De Amerikaanse band (Little Rock, Arkansas) bestaat sinds 2008 en maakt een melodieuze of toegankelijke vorm van doom of dikke sludge met wat ijle of flauwige zang. De massieve doorzaagstukken met een behapbare bite zijn dan op zich wel lekker, maar het zou beter werken zonder de zang denk ik.
ACB of Caïna viert hier het 10 jaar bestaan van album Mourner van Caïna, een invloedrijke (black)plaat van een mysterieuze eenling. Volgens het boekje hebben we te maken met Mr. Andrew Curtis-Brignell. De man op het podium blijkt een vriendelijke kerel met baard, die blij is dat hij hier mag staan. De muziek komt vooral uit zijn MacBook en gitaar. Muzikaal zit het in de hoek van donkere drones en soundscapes, met wat mooie melodieën en meer frissere sferen, overvloeiend in dikke lome bassen en beats, terwijl de postrock-achtige gitaar ook nog een rol vervuld. En wat blackmetal-achtig geschreeuw. Donkere sinistere sferen. Zoiets dus.
We gaan echter weer op tijd weg, om niks te missen van Les Discrets, toch een van de bands om naar uit te kijken vandaag. De grote zaal voelt niet heel erg vol, maar daarvoor is de muziek van de Franse band ook wel redelijk toegankelijk met hun sfeervolle post-achtige droomrock met een lik shoegaze. De band rondom Fursy Teyssier (ook grafisch ontwerper en animator) speelt mooi, al is de Franse samenzang nog niet helemaal top, maar ze pakken een mooie sfeer op de soms lekker doordenderende drums door goede lijnen te vinden in de melodie. Ach, zo af en stuk behoudende emotie kan ook echt wel eens verfrissend werken op het festival. Niks donker, maar mooie melancholische meegaande post-rock.
Dan komen we niet meer binnen bij Gong geloof ik, en ontmoeten we later Ulver in de grote zaal met een indrukwekkende lasershow. Ulver heeft als band veel gezichten en zeer diverse genres op de diverse platen. De Noorse band viert hier de release van het nieuwe album The Assassination Of Julius Caesar?, dat echt net uit is en inderdaad weer totaal anders dan het geweldige ATGCLVLSSCAP van vorig jaar. Op dit album zoekt de band het meer naar de wat lome eighties synthpop, denk ergens aan Depeche Mode. Het is wat dansbaar op de deels doordringende beats, discowave bijna. Het is wel licht spannend en hongerig, maar ook wat veel herhalend en misschien zelfs iets te dansbaar. Het trekt je langzaam in wat trance-sferen, maar soms is dat wat kaal als je twee akkoorden maar blijft herhalen. Ik vind het wel aardig, prima uitgevoerd ook, maar niet briljant. En het speelt vast ook mee dat je weet dat de band ook zoveel gave andere dingen kan in genres die ik veel leuker vind. Toch is het heerlijk gewaagd om dit album dan ook gewoon zo uit te voeren op zo´n festival, als je weet dat je dit soort genres daar niet zo snel tegenkomt. Er is nog genoeg publiek voor ook blijkt. Nou goed. Als dit ook kan, dan volgend jaar maar eens Nick & Simon. Of beter: Sick & Demon.
Dat een singersongwriter alleen met gitaar ook indruk kan maken blijkt wel uit een volgepakte kleine zaal in 013 waar echt geen doorkomen meer aan is om nog iets fatsoenlijks op te vangen van Emma Ruth Rundle, en dat is jammer, al is het ook jammer dat ze blijkbaar de band heeft thuisgelaten die (dacht ik toch) een dag later ergens anders wel mee zou doen. In Het Patronaat is dan nog wel plek…
The Doomsday Kingdom is opgericht door Candlesmass bassist en songwriter Leif Edling, die de laatste tijd ook niet met Candlemass optrad vanwege medische problemen. Het is het eerste optreden van de band, met een redelijk standaard/klassiek doom/stoner geluid, samen met wat seventies-achtige passages, maar dat is ook wel de bedoeling geloof ik van Edling en zijn band. Edling speelt bas maar wisselt voor “The God Particle” met zanger Niklas Stålvind om een persoonlijk nummer te zingen (‘He’s probably a better bass player than me anyway.‘), en je ziet dat het hem wat doet. Het nummer (hier te zien) werkte therapeutisch voor hem. Kan me voorstellen dat het ook lastig is als je wel wilt, maar niet kunt optreden, en hij staat hier maar toch (weer eens) op een podium. Muzikaal is het behoorlijk degelijk allemaal, al sla ik ook weer niet stijl achterover, het is gewoon wat standaard.
Ook niet echt aangestreept in het programma, maar nu we er toch zijn pakken we wat mee van Hypnopazūzu, dat op papier natuurlijk direct interessant is als je ziet dat de band onder andere bestaat uit Youth (bassist en mede-oprichter van Killing Joke) en David Tibet (Current 93). Het begin met wat foute tunes waarna wat folk-violen-soundcapes volgen, verstoord door de wat flauwe zang eigenlijk. Het klinkt als een soort muziek bij een film over een dramatisch Viking-slagveld op zee of zo. Daarna klinkt er weer een soort dronkenmansblues uit een Ierse pub, dat veel charme weghaalt. Wat is het nu eigenlijk? Folk-synth-filmscore toch een beetje? Nou goed, ik kan er wat moeilijk in meegaan, ik had het toch liever zonder zang gehoord, en met een gave film op de achtergrond.
Pontiac uit Manchester dan nog een stukje, de band bestaat uit drie broers Carney, en ze spelen een redelijk standaard soort stoner/psych. De drie broers zingen er ook alle drie bij. Het is een beetje repeterend in het begin, maar toch aardig. Hier en daar volgt wat afwisseling in tempo, en het gaat van behoudend tot ruiger. Daarmee maken ze het op zich wel waar dat ze op vele bands zouden lijken (aldus het programmaboekje). Maar uiteindelijk houden ze het in de herhaling ook niet altijd even spannend. Best onderhoudend, maar veel meer ook niet.
We gaan ruim op tijd richting Inter Arma. De vorige band in Het Patronaat is bijna afgelopen, maar er staat al of nog een aardige rij. Uiteindelijk komen we mooi op tijd binnen en pakken eerst nog een lekkere Bommen & Granaten (Brouwerij De Molen) op het balkon van die zaal. De band maakte op Roadburn 2014 al dikke indruk in een kolkende kleine zaal, en ook hier bevalt de band weer uitstekend, al is de zaal zelf lang niet zo euforisch als toen. Opvallend. Ook vanavond is het weer een fijne blend aan stijlen ergens richting sludge, drone, noise, post- of blackmetal. De energieke zing-schreeuwende Mike Paparo staat vooraan, maar de enorm strak drummende T.J. Childers is met (weer) alleen z’n roze korte broek een drijvende kracht voor de band, maar zit nu wat verscholen achterin. Het maakt niet uit, de band neemt ons weer op sleeptouw tot een heerlijke apotheose op het eind, wanneer er nog even een fijne percussie-jam op poten wordt gezet om het helemaal af te maken.
En dan is het voorbij.
Roadburn 2017 was toch weer een uitstekende editie, heerlijk georganiseerd, met een fantastisch relaxte sfeer, en met een bijzonder fijn publiek. En met veel muzikale hoogtepunten. Voor zo’n festival zal iedereen toch een ander lijstje hebben; meer gedreven door welke genres dan door kwaliteit, want veel slechte bands spelen hier helemaal niet. Dat is ook de kracht van het festival. Ik heb me vooral vermaakt bij bands als Crippled Black Phoenix, SubRosa, Pinkish Black, Esben and the Witch, Joy, Magma, Oathbreaker, Chelsea Wolfe en Oranssi Pazuzu. Maar de echte hoogtepunten vormden Hedvig Mollestad Trio, Wolvennest, Mantis, Aluk Todolo, Carpenter Brut, Les Discrets, Inter Arma en – vooral – Zu. Maar goed, hoogtepunten zijn deels dus ook echt wel gedreven door de genres waarvan ik nu eenmaal het meeste van hou. En op dit festival is altijd wel wat goeds te vinden. Volgend jaar staat al weer dik omcirkeld in de agenda. Roadburn 2018 is van 19 tot 22 april. Weet je dat alvast.